• Erfgoed Altena

    Erfgoed Altena

B.W. Braams (1927) was een zoon van een onderwijzersechtpaar uit Genderen. In de Tweede Wereldoorlog zat hij ondergedoken in Babyloniënbroek. Na de oorlog studeerde hij in Wageningen. Na zijn vervroegde pensionering in 1988 ging hij promoveren op zijn passie: de geschiedenis van de aardrijkskunde van het Land van Heusden en Altena. Dit historisch-geografische onderzoek resulteerde in 1995 in de dissertatie Weyden en zeyden in het broek, over de komontginningen in Altena van grofweg 1050-1350. Braams heeft naast en na zijn dissertatie nog bepaalde aspecten van de geschiedenis van Altena nader uitgewerkt. Een van zijn verhalen gaat over graaf Wichardus.

abdij van berne hrp00027.tjp

 

Wie was graaf Wichardus? Graaf Wichardus is een voor de geschiedenis van het Land van Heusden en Altena zeer belangrijke figuur, maar we kennen hem helaas maar uit één geschrift, namelijk uit de stichtingskroniek van de Abdij van Berne. Deze kroniek is een vrij kort verhaal, dat zo’n kleine 100 jaar na dato is opgesteld. De kroniek is in 1987 uitgegeven door H. van Rij, met een vertaling en een toelichting. De abdij van Berne is in 1134 gesticht in Bern bij het latere Heusden. Het kroniekje is volgens de bewerker geschreven tussen 1222 en 1231. Het heeft dus zeker niet de betrouwbaarheid van een ooggetuige-verslag, maar er is geen twijfel aan dat het in grote lijnen op waarheid berust. Waarheid die al enkele generaties mondeling was overgeleverd. 

Het gaat in dit verhaal om een adellijk heer, Folkold van Berne, die na verschillende avonturen zijn goederen beschikbaar stelt voor de stichting van een abdij. Folkold is een dapper en nobel man, maar een van de hoofdstukken van de kroniek beschrijft een door hem gepleegde doodslag, die mogelijk de aanleiding is geweest tot de schenking. Zo staat het niet in de kroniek, maar het laat zich raden dat Folkold iets heeft moeten doen om aan zijn gerechte straf te ontkomen. De bisschop van Utrecht, die de stichtingsoorkonde voor de abdij heeft uitgegeven, zal hierin hebben bemiddeld. Het gaat ons echter om het slachtoffer, graaf Wichardus en de aanleiding was een conflict over de visserijrechten. Van graaf Wichardus wordt vermeld, dat hij woonde in Wijk en de grafelijke macht uitoefende in de Woudrichemmerwaard, het eiland Vrote en een deel van de Bommelerwaard. Met het eiland Vrote is waarschijnlijk bedoeld het land tussen de Oude Maas, de Heusdense Maas en de Alm, we zouden nu zeggen: het benedenland van Heusden. Dat laatste zou met het Land van Altena dan nog één rechtsgebied hebben gevormd, een belangrijk deel van het vroegere graafschap Teisterbant. De rechtsmacht was waarschijnlijk toen al in handen van de graven van Kleef, zodat Wichardus een leenman van Kleef kan zijn geweest. Het is echter niet uitgesloten, dat Wichardus in dienst stond van de bisschop van Utrecht, die in theorie graaf van Teisterbant was.

Deze omschrijving van de invloedssfeer van Wichardus, en ook de gebruikte titel van graaf wekken onze verbazing. Een duidelijker beeld krijgen we pas na 1200, dan herkennen we een Land van Altena en een Land van Heusden, en Wijk ligt in het Land van Heusden. Van Rij oppert in zijn toelichting de mogelijkheid, dat we in Wichardus een voorvader van de heren van Altena moeten zien. Dan komt de Bommelerwaard in beeld, want de heren van Altena hadden bezittingen en rechten in het westelijk deel van de Bommelerwaard, met name in Poederoijen, Brakel en omgeving. We kennen ze echter niet in relatie tot Wijk. In Wijk kan wel een adellijke woning hebben gestaan; het huis “den Berg” in het centrum staat op een kunstmatige verhoging en is omgracht geweest. Wijk en het huis “Den Berg” behoorden echter sinds jaar en dag tot de invloedssfeer van de graven van Holland. Men ziet dat het verhaal over graaf Wichardus historisch gezien nog tamelijk mysterieus is. Toch is voor de suggestie van Van Rij, dat Wichardus een voorouder was van de heren van Altena, nog wel wat ondersteuning aan te voeren.

Het geslacht Van Uitwijk was in de 12e eeuw ongetwijfeld het rijkste en aanzienlijkste geslacht in deze streek, De belangrijkste tak ging zich Van Altena noemen en kwam in het bezit van de grafelijke macht in een deel van het vroegere Teisterbant. In de families Van Uitwijk en Van Altena, zoals we die vanaf de 13e eeuw leren kennen, komt de karakteristieke naam Wisschaert voor. Zo is er een Arnoldus Wischard in 1212 getuige voor zijn broer, Dirk III van Altena. Bekend zijn verder in 1300 een Wisschaert van Uitwijk en in 1360 een Wisschaert, heer van Uitwijk. Zijn tijdgenoot, Wisschaert van Honswijk, was ongetwijfeld een familielid. Deze karakteristieke naam behoort typisch bij deze familie. Men kan zich afvragen of de naam Wisschaert niet dezelfde is als de naam die, enigermate verlatijnsd, als Wichardus werd geschreven. We moeten er ook rekening mee houden dat de zgn. stichtingskroniek van Berne bijna honderd jaar na het gebeuren met graaf Wichardus werd opgeschreven en dat we afhankelijk zijn van een stuk mondelinge overlevering. 

Er blijven nog enkele problemen op te lossen, maar zekerheid zullen we niet meer te krijgen. Als woonplaats van Wichardus wordt Wijk opgegeven. Kan het zijn dat de overlevering hier al een slippertje heeft gemaakt, en dat het in wezen Uitwijk was? Twee eeuwen later leefde daar immers nog een Wisschaert van Uitwijk. En dan de titel van graaf voor een heer uit Uitwijk? Van Rij stelde al de vraag of “graaf Wichardus van Wijk” mogelijk dezelfde was als de in twee Utrechtse bisschopsoorkonden van 1094 en 1101 onder de getuigen genoemde “Wichardus Comes”. Daarin moeten we waarschijnlijk een hoge bisschoppelijke functionaris zien, maar van deze getuige zijn verder geen achtergronden bekend. En als we echt kritisch willen zijn, is het verhaal van een persoonlijk gevecht om visserijrechten, de verzoening met de zoons van het slachtoffer en de lankmoedige houding van de koning op de daarop volgende hofdag, niet te onwaarschijnlijk om serieus genomen te worden? Worden hier niet honderd jaar na dato anekdotes opgedist die nog ernstiger zaken dan een doodslag moeten versluieren? Er is ook een overlevering die Folkold van Berne in verband brengt met de moord op Floris de Zwarte, een broer van de Hollandse graaf, in 1133. Zou toen de bisschop snel en krachtig hebben ingegrepen om te voorkomen dat de Bernse bezittingen als genoegdoening in Hollandse handen kwamen? Daarom kan het verhaal van graaf Wichardus een kern van waarheid bevatten. Dat er in die tijd een Wisschaert van Uitwijk leefde die een hoge functie had, is bepaald niet uit te sluiten.